Familienaam De Geus

 

Tijdens de Tachtigjarige Oorlog (1568-1648) was 'geus' eerst scheldnaam voor en later heldennaam van de verbonden edelen tegen het Spaanse gezag.

Hoge graanprijzen, met hongersnoden tot gevolg, leiden tot een geladen stemming in de gewesten. Een Verbond van driehonderd Edelen wendt zich op 5 april 1566 in Brussel tot landvoogdes Margaretha van Parma, de halfzuster van de fel anti-protestante Spaanse koning Philips II. De Nederlandse edelen overhandigen een smeekschrift, waarin zij 'moderatie' van de zogenaamde Ketterplakkaten vragen: minder belasting en meer religieuze vrijheid.

Hierbij zou de hertog Charles de Berlaymont (voorzitter van de Raad van Financiën) tegen Margaretha gezegd hebben; N'ayez pas peur Madame, ce ne sont que des gueux (Luister niet naar hen, want het zijn slechts bedelaars).

Drie dagen later hief een van die edelen, Hendrik van Brederode, tijdens een feestmaal de volgende woorden aan: J'ai bu à la santé des Gueux! Vive le Gueux! ("Ik heb op de gezondheid van de bedelaars gedronken! Leve de bedelaar!").

De edelen besloten daarna de naam ‘gueux’ (bedelaars, schooiers) niet te verwerpen, maar als een eretitel te beschouwen. Het gewone volk vernederlandste dit woord tot "geus". Er werden daarop tal van geuzenpenningen geslagen, dat waren muntjes die men aan de hoed droeg om de protestantse gezindheid te tonen. Met het uitbreken van de Opstand in hetzelfde jaar werden de opschriften op de penning in de loop de tijd steeds grimmiger: ‘Liever Turks dan paaps’.

De benaming (de) Geus kan dus in ieder geval niet voor 1566 zijn ontstaan (informatie: o.a. Meertens Instituut)

Buiten de overbekende Watergeuzen waren er ook de veel minder bekende Landgeuzen. De landgeuzen hielden zich op in afgelegen en moeilijk toegangelijke gebieden zoals bossen en moerassen. Zij kunnen beschouwd worden als het ondergronds verzet ten tijde van de 80-jarige oorlog.
De naam Geus met of zonder toevoeging, hoeft dus niet expliciet met het water verbonden te zijn, maar moet in die tijd gezien worden als aanduiding van een persoon of een groep die in opstand gekomen was tegen de spaanse regenten.

zie ook: link